dinsdag 25 december 2012

‘Winterblues’



























Er ligt een donker wolkendeken rondom mijn wereldje. De dag raakt ‘s morgens, zelfs al is het negen uur, amper mijn doorgaans lichte huiskamer binnen. Het blijft schemeren… 
Regendruppels rollen als dikke tranen over de glazen ogen van mijn huis. De weemoed van druilerige winterdagen sluipt als een geniepig beest rond en gluurt door vensters en spleten naar binnen, klaar om aan te vallen. Maar ik laat het niet toe. Niet nu. Er staat een krijger aan mijn zij die het monster helpt verjagen. 

Dapper en beheerst hanteert hij de wapens: woorden die de ene keer als bliksemschichten vlijmscherp en gericht de vijand op de loop doen slaan, een andere keer zacht en teder als balsem voor de wonden die in mij werden geslagen, of meeslepend in een roes, als warme wijn, verweven in spannende verhalen. 

Het is alweer december, de maand waarin de tijd knabbelend aan een etmaal, de uren zonlicht verdonkeremaant tot er nog nauwelijks kraaltjes van overblijven na iedere bijna eindeloze nacht; de gure wind in zijn ijver, luidkeels hijgend, overzeese wolkenkuddes aansleept ze in stukken rijt en ze als watergeesten of ijsnevels door bossen en velden jaagt om ze vervolgens te versnipperen tot droppels ijswater, kristallen balletjes of witte wollen vlokjes. 
Lange nachten … korte dagen …

Toch laat ik dit jaareinde geen muizenissen toe. 
Des ochtends na het ontbijt, nestel ik me gewapend met potlood of pen, én papier aan de eettafel en vermaak met geschrijf en andere lijnen mijn ‘winterbloes’ tot een kleurrijk lappendeken, dwaal door het huis gewapend met een fototoestel op zoek naar flitsende plaatjes, ga met olieverf en een blanco geest mijn canvas te lijf of regel keurig mijn administratieve zaken. 

Des middags na een homp brood en een kop hete soep, stem ik mijn cello op de tonen van de wind en strijk vervolgens de kreukels in zijn stembanden glad. Of rikketik met de regen mee, ritmes op het computerklavier. Knap samen met de kabouters nog vlug wat vergeten klusjes op in mijn tuin of doe boodschappen worstelend met de slagregen en de westenwind. 
Geen tijd verzaken, bezig blijven luidt het advies. Wat me vroeger terneer drukte wordt opeens, muziek, kleur, verhaal of een spel. Herfst noch winter kunnen me langer deren, alles is plots goed en wel. 

En ‘s avonds en ‘s avonds en ‘s avonds is het nóg beter. De duisternis brengt gezelligheid wanneer ik kaarsjes aansteek. Ik nestel me in een wollen deken achter een kop warme melk met honing en neem een boek ter hand. De krijger in mijn hoofd en hart, nu zittend op de bank, jaagt zwarte gedachten weg en geeft zelfs aan de treurigste jaargetijden iets kleurrijk en apart! 




Dierbare bezoeker, 

Ik wens u sprankelende eindejaarsfeesten en een gezond, voorspoedig, succesvol, kreatief en zorgeloos 2013.

- Dauw -










donderdag 20 december 2012

Vrolijk 'Kers'feest

° O °


Overal ter wereld zijn er schattenjagers die verlangend zoeken naar die ene zwarte parel, maar het meisje wist wel beter...





De kerselaar strekt haar naakte takken uit. En slaakt een diepe zucht.
Het werk zit erop voor dit jaar.
In maart toen zij wakker werd uit haar winterslaap hadden de lentekriebels haar zodanig zwaar te pakken gekregen dat zij amper een maand later overladen met tedere witte bloemetjes de hele tuin in een feestroes bracht waar ze zelfs nu nog van nagenoot.
Alle bijen uit de wijde omgeving waren komen meevieren, en de zon had zo z’n best gedaan tijdens de wittebroodsweken, dat in juni de vruchten niet te overzien waren.
Gezweet en gezwoegd had zij vervolgens, om haar kroost dik en rond te krijgen. Geen moeite was haar teveel.
Zelfs tijdens de warmste middaguren hield ze standvastig ieder blad gespreid.
Zij kende rust noch duur en kon er dan ook trots op zijn; haar kinderen hoefden niets te ontberen, ze kregen alles wat ze maar wensten;
Voldoende licht, warmte, malse regen, het sussende gefluister van de wind kortom, alles wat hen tot wasdom bracht.
Ze had het slim gespeeld. Elke schat had zij zorgvuldig beschermd onder een toefje bladeren.
Glurende rovers zagen niet welke schoonheden ze allemaal onder haar lover verborgen hield.
Alleen aan het meisje, dat tijdens haar dagelijkse dwaaltochten door de tuin kwam kijken of alles naar wens verliep, toonde zij haar schatten. Het deed haar goed, het kind te zien lachen toen ze naar haar prachtige bladerdek keek en al die glanzende juwelen zag hangen.
En zo gebeurde het dat, toen haar blozende lievelingen groot en rond genoeg waren en de tijd was aangebroken om los te laten, zij haar tuinprinses, wie het niet was ontgaan hoeveel zorg en energie ze wel besteedde aan hen, verzocht haar daarbij te helpen.
Overal ter wereld zijn er schattenjagers die verlangend zoeken naar die ene zwarte parel, maar het meisje wist wel beter;
Zij hoefde helemaal niet op zoek te gaan. Ieder jaar in juli werden ze haar zomaar door die prachtige kerselaar rijkelijk in de schoot geworpen.
Het enige wat ze daarvoor hoefde te doen was dagelijks met een mand aandraven om de boom van haar zware taak te kwijten.





De kersenkinderen doken van hun schuilplaats recht die mand in, en voeren met haar weg, naar andere oorden. Geen mens die er stil bij staat hoe die kersenpitjes zich in heel de wijde omtrek en ver daarbuiten verspreidden.
Sommigen wilden blijven, maar het leven beslist daar anders over.
Vedervrienden van de tuinprinses, die hen uiteindelijk dan toch hadden ontdekt, kennen geen mededogen, rukten hen los uit moeders’ armen en namen hen mee naar het nest, of lieten hen bloedend achter op de aarde, waar de insecten zich tegoed deden aan het zoete sap.
Hun blanke pit door de aarde beschermend toegedekt en beweend door de hemel, zou door het zonlicht worden gekoesterd tot een jonge twijg.

Uiteindelijk had de kerselaar finaal afscheid genomen van de nog resterende nestblijvers.
Een zwerm spiekelspreeuwen was neergestreken aan haar voeten en tussen haar takken, zodat, binnen het halve uur, haar laatste kroost voorgoed was verdwenen.
Waarschijnlijk meegenomen op een vlucht naar vruchtbaarder grond, zo mijmerde ze.
Neen, dit betekende nog lang het einde niet…
Haar takken waren weer licht en voelden opnieuw veerkrachtig aan. Een last viel van haar af. Gedaan met zorgen. Ieder van haar kinderen had nu wellicht zijn eigen plekje al lang gevonden. Zij zullen wortelen en sterke zwarte parelbomen worden net als zij.

De tijd van hard labeur zat er op, nog even nagenieten van de herfstrust.
Weldra kon ze zorgeloos slapen gaan,om daarna met nieuwe moed opnieuw te beginnen.

Het meisje had aan het eind van de zomer kleurige lantaarns in de armen van de kerselaar gehangen en kaarsen aan haar voeten gezet. Samen vierden ze de oogst van het voorbije jaar en vergaten de moeite die het hen had gekost. Er was weer even leven in de tuin, net als op het huwelijksfeest in de lente. Woordeloos begrepen die twee elkaar en wisten stilzwijgend; vandaag eindigt weer een seizoen…

De kaarsen bleven staan en hielden de wacht, terwijl na verloop van tijd de kleurige lantaarns scheurden in de oostenwind die met zijn vleugels de koude en sneeuw aandroeg.

Op de vooravond van de wintertijd, is de kerselaar in alle stilte uit haar gouden feestgewaad geglipt en heeft ze haar witte slaapkleed aangetrokken.
Toen is ze zachtjes ingedommeld.
En het meisje, genesteld bij de open haard met haar kersenpittenkussen op schoot, droomt haar droom van wat het komende jaar zal brengen.
Geduldig wachtend tot de nieuwe lente, dankt zij het leven en verzoekt haar, nog vele jaarringen te schenken…
aan de kersenboom en haarzelf…




(Verhaal en fotobewerking : DagEnDauw)



° O °







vrijdag 14 december 2012

Winterzonne


















‘t Is alweer even geleden dat je bent gekomen
om samen met mij weg te dromen
op een elfenbankje langs de wilde stroom,
onder de hoge levensboom.

Volg je mij naar mijn winterwonderland?
Sluit dan je ogen en geef me je hand.
Ik breng je erheen op mijn zwevend sneeuwtapijt.
Voorbij het jachten en jagen doorheen ruimte en tijd.

Voorbij het wensen en verlangen.
Ik heb de kristallen sleutel aan een ketting rond mijn hals gehangen.
Daarmee ontsluiten we de stadspoorten en ijshallen.
De wachters kennen mij, zij zullen ons niet lastig vallen.

Langs manestralen
gaan we dwalen.
Eten uit gouden schalen
en drinken uit heilige gralen.

Ginds komen al uit de hoogste regionen
zij die op de sterren wonen.
Met zachte gezangen
zullen ze ons omhangen.

Hoor je hun lied?
Zij neuriën slechts en spreken niet.
Deze wereld wit en licht
ontvangt je dra bij dag en dauw,
 in een woordeloos gedicht.






- DagEnDauw -






dinsdag 4 december 2012

Dank, Dank, Dank!



                              Een pluim van Dauw voor Ina en Knutselsmurf              





Ik zou Ina en Knutselsmurf zó rond de hals willen vliegen mocht ik erbij kunnen.
Dankzij hun medewerking is mijn blog èèèèindelijk hoe ik ‘m hebben wou, op nog enkele aanpassingen wat lay out betreft na dan, maar dat is natuurlijk iets wat ik zèlf moet doen.
Al mijn blogs staan nu op één OBA-account en zijn toch mooi van elkaar gescheiden, wat veel overzichtelijker oogt.

De tekeningen en schilderijen staan op een aparte pagina met de naam "beeldend werk", "mijn foto’s" op de  fotopagina en mijn favoriete "melodieën" zitten veilig opgeborgen in het doosje  onder de knop "muziekjes" die voor bezoekers van dit "Stekje" allemaal heel makkelijk te bereiken zijn via de knoppen op de keuzebalk hierboven .

Het klinkt logisch en dat is het ook, maar telkens ik nu iets plaats, of dat nu op de pagina met tekeningen, op die met foto’s of op m’n frontpagina is, maakt niet zoveel verschil meer; het verschijnt bij OBA allemaal onder de noemer “Dauw” en dat was voorheen dus niet zó.
Voortaan hoef ik me niet meer te bekommeren of mijn publicaties - die niet op "Dauw 's Stekje" verschijnen - wel lezers of kijkers bereiken, maar kan ik me helemaal op het bloggen zelf gaan concentreren. En dát scheelt dus in tijd, die ik vanochtend al meteen aan het maken van een nieuwe tekening kon besteden. Morgen tover ik ze beslist tevoorschijn.

Zo ... misschien kan ik het dan wel niet in realiteit, maar wat belet me om hen virtueel een knuf te sturen, niets toch?

Inaaaa! Knutselsmuuuurf! Deze is voor jullie van ganser harte: 

                 

*KNUUUUUUUUUUUFFFF*



van Dauw, voor jullie schitterende werk.






zaterdag 1 december 2012

Transcendance


Zaterdag … 't Is weekend.


Deze ochtend  - de wind zat waarschijnlijk net in de goede richting - dwarrelde van buitenaf een elegie mijn dromen binnen. Terwijl ik heel in de verte de kerkklokken hoorde luiden, kwam uit net dezelfde richting een loeiende sirene aangewaaid. Aanvankelijk heel zachtjes, om daarna in drie concentrische cirkels telkens dichter en dichter te naderen. Ik ontwaak en mijn gedachten beginnen te malen. O jee, een ongeval, waarschijnlijk hier ergens in de buurt … en veel verder hoef ik dan niet meer na te denken. Wanneer er sirenes onze richting uit komen mag je er donder op zeggen dat het ongeval gebeurd is op de Rijksweg, een honderdtal meters verwijderd van mijn deur. En inderdaad, de derde keer dat de geluidsgolf aanzwelt, snoert de sirene rakelings onze laan voorbij recht het kruispunt van de Rijksweg tegemoet.

Terwijl ik klaarwakker naar het plafond van de slaapkamer staar begint ook de videoclip bij de muziek zich voor mijn geestesoog te ontrollen. Ambulanciers die uit de wagen springen om de schade op te meten, politieagenten die de plaats van het gebeuren verkeersvrij trachten te maken.
Met een diepe zucht probeer ik uit alle macht de beelden te verjagen alvorens er ook nog bekende gezichten beginnen op te doemen - wanneer opeens de tonen van de sirenes weer komen aanzetten. Nu in omgekeerde cirkels van dichtbij tot weer veraf. Van fortissimo naar forte, van mezzo-forte naar piano om uiteindelijk naar een pianissimo over te vloeien en zachtjes weg te sterven tot het enige geluid in de kamer enkel nog mijn in- en uitademen is.

… Ik adem … dus ik leef nog, hèhè! Terwijl nog even - heel in de verte - ik de laatste slagen van de kerkklokken tel, klinkt het slotakkoord. Het versleept zich door de lucht als een veel te zware eiken boekenkast die over houten planchetten wordt getrokken; een vliegtuig dat zich door de koude luchtlagen een weg zoekt naar de zon. Ook nu weer eerst zacht, dan aanzwellend om weerom uit te deinen in die hemelse verte. Na dit orgelpunt vraag ik me af of dit nu een elegie van het leven was, of eerder de dans van een mensenmaatschappij die - net als een wervelende woeli-meester - voortdurend in rondjes draait tot de trance erop volgt ?
Ik geeuw, strek me eens flink uit en wip uit bed.
Ik ga vandaag maar weer eens een rondje meedraaien met deze helse kermismolen en me, om te beginnen, naar de markt spoeden !
De dood had dan misschien wel de tuinman te pakken, maar mij nog lange niet!




Instappeuh!!!




We vertrekken!