BEZIELD BESTAAN
de mens is niet van stof alleen
en as al evenmin
natuurlijk zijn wij huid en been
met iets daar binnenin
een geest die, als het even kan
de vrijheid heeft van denken
en toch, en toch
ligt verderop
nog steeds dat meer te wenken
want ‘t lichaam is al eens gevang
een geest laat zich soms sturen
daarom ook zijn we vaak zo bang
in nachtelijke uren
doch ergens diep daar binnenin
ligt stil een glans te gloren
wie kijken durft die kan het zien
we zijn haar niet verloren.
Het maakt geen mens tot wie
hij wordt
maar laat hem weder keren
hij weet ervan en weet van
niets
ach, woorden schieten hier
tekort!
En kunnen daar niet deren
’t is ’t fijnste wat een mens bezit
door geen verst(e)(h)and te vangen
het lijkt wat op een kersenpit
maar ook wat op verlangen
het is geen sprankeling van god
maar eentje van het leven
die ieder mens en elk bestaan
in den beginne werd gegeven
al is ons lichaam dan een cel
en maalt de geest ons fijn
de ziel blijft steeds bij wie we zijn
onnoemlijk groots in ’t klein.
|