Het was vorige week boekenweekend in mijn dorp.
Een schrijvende vriendin van mij mocht het podium op, dus dacht ik: laat ik haar steunen en er even heen gaan.
Het werd me spoedig duidelijk dat mijn oorspronkelijke bedoeling om na een uurtje weer te vertrekken niet haalbaar zou zijn, de gemoedelijke sfeer van het hele gebeuren zorgde ervoor dat ik bleef.
Terwijl het vorig jaar nog duetjes betrof, waren het nu trio’s geworden, met telkens een dirigent die het gesprek modereerde als surplus. En wat aanvankelijk in de plaatselijke pers was aangekondigd als debatten evolueerde uiteindelijk tot gezellige onderonsjes die ik net als Jantje best te pruimen vond … Het omzichtig aftasten van grenzen door kunstenaars om toch maar niet van hun voetstuk te vallen, ook als dat nog niet zo heel hoog blijkt te zijn, is op zich best al boeiend om te observeren. De voorbeeldfunctie blijft spelen, en terecht. Wie rechten wil, heeft ook de verantwoordelijkheden te dragen, al wordt dat tegenwoordig wel eens vergeten.
Uit het eerste gesprek tussen drie lokale schrijvers is me vooral bijgebleven hoe de jongste meteen de toon zette toen hij over zijn grootmoeder met het ‘foute’ oorlogsverleden begon, die hem als zovele voorvechters voor onze cultuur de liefde voor de taal had bijgebracht. Waarop de oudste van het trio, in wiens curriculum uitdrukkelijk stond te lezen dat hij een verwoed strijder tegen ‘extreem rechts’ was, meteen anticipeerde door de loftrompet op te steken over de belezenheid van deze vrouw en haar zuster, die in zijn jeugd buurvrouwen van hem waren. Het is nog steeds een delicaat onderwerp, dat tegenwoordig al eens omzichtig uit de taboesfeer tevoorschijn wordt gehaald, mits enige politiek correcte nuancering en voldoende distantiëring, waarbij de door de media gehypete Bart De Wever een aantal keer als kop van Jut mocht fungeren ...
Kunstenaars die oordelen en veroordelen getuigen wel vaker van een zekere lafhartigheid en hypocrisie waar ik het soms wat moeilijk mee heb. Terwijl integriteit naar mijn gevoel toch een belangrijk streven is dat je in de eerste plaats bij hen hoopt terug te vinden.
Bij het volgende trio boeide mij vooral Christina Guirlande omwille van haar ideeën over schrijven, die telkens een gevoel van erkenning opriepen. Zo vergeleek ze het ongeduld van een gedicht dat meteen wil vastgelegd worden met het afwachtende rijpen van een roman en zijn personages. Ik woonde al vaker een lezing van haar bij en weet hoe meeslepend ze kan vertellen. Telkens ook frappeert me daarbij haar enorme bescheidenheid die ik dan weer een beetje miste bij de derde van het trio, de Antwerpse stadsdichter Bernard Dewulf: een geboren Brusselaar, die er mijns inziens bijzat als een vreemde eend in de bijt, als antipode van Guirlande en de “landschapsdichteres” Lut De Block, eveneens afkomstig uit mijn geboortedorp maar tegenwoordig woonachtig te Gent. Beiden doorwinterde schrijfsters, die duidelijk wisten over te brengen wat hen dreef. Hij viel me daarentegen ietwat uit de toon ondanks of wellicht net omwille van iets tè duur gekozen woorden.
Dat kon Filip Joos, die de nederigheid zelve bleek, dan weer niet verweten worden, hoewel zijn aanwezigheid me aanvankelijk wel het voorhoofd deed fronsen. Hij mag dan wel “één van bij ons” zijn, toch zag ik niet meteen het verband tussen een sportverslaggever en de rest van het literaire gezelschap. Dat werd me pas duidelijk toen bleek dat hij net een boek, “De ballenjongen”, klaar had. Tja, iemand met gebrek aan interesse voor het voetbalgebeuren kan dit wel eens overkomen…
Maar de gast die toen volgde dus niet, want die was immers zelf ooit een beloftevol voetballer geweest, wat meer dan eens spreekt uit zijn columns. Mocht u het nog niet geraden hebben, Herman Brusselmans een geboren en getogen “Wuiten”, was inderdaad ook dit jaar weer van de partij. Tijdens de laatste twee gesprekken van de namiddag kwam hij aan bod met telkens twee “medeklinkers” die hij van de organisatoren zelf had mogen uitkiezen. Hij liet daarvoor zijn oog vallen op twee Vlaamse en twee Nederlandse schrijvers.
Tijdens het eerste gesprek de jongeren: de Nederlandse columniste Renske De Greef, die net haar eerste roman klaar had en van wie alweer een tweede op stapel stond, en de Vlaamse uitverkorene, Christophe Vekeman. Zij werden verzocht een stukje voor te lezen uit eigen werk, waarna de moderator wou weten of het toevallig was dat “sex” ook bij hen een belangrijke rol speelde. Het antwoord laat zich raden.
Het tweede gesprek ging tussen Brusselmans en twee andere oude rotten in het vak: Herman Koch, u vast wel bekend van het satirische programma op de Nederlandse televisie “Jiskefet”, die aan een toneelstuk werkt waarover hij nog niets kwijt wou, want - iemand had het al in een voorgaand gesprek laten vallen - wie de goden wil doen schateren, moet ze vooral vertellen over zijn plannen …, en Brusselmans’, naar eigen zeggen, “literaire gabber” Tom Lanoye, streek- en tijdsgenoot met wie hij tevens gemeen had dat hij, ik citeer de plastische bewoording van Tom, “uit het vlees kwam” en geleerd had om hard te werken. Jammer dat zijn zelfrelativering even zoek was toen hij zich aan het eind van het gesprek liet ontvallen dat hij de aandachtstrekkerij van mensen op Facebook ontzettend zielig vond. Dit had niet gehoeven. Kwam die bewering nu echt uit de mond van iemand die wekenlang televisiekijkend Vlaanderen had bedankt voor zijn “wàààndacht”? Het klonk in mijn oren dan ook eerder alsof hij zichzelf destijds zielig had gevonden ... Tom Lanoye daarentegen wist het anders te spelen, door de aandacht op de kwaliteiten van zijn collega’s te vestigen en middels hen ook zichzelf mee de hemel in te prijzen.
Zo bevestigt elk voor zich in woord en daad de eigen stijl, stelde ik vast. Goden verloochenen nu eenmaal zichzelf niet, hun masker is iets geraffineerder, maar wie zijn ogen, oren en verstand gebruikt, ziet daar natuurlijk wel doorheen.
Niettemin wisten deze praatgasten me een hele namiddag mateloos te boeien en nam ik er graag hun kleine kantjes bij. Uiteindelijk blijven ook zij “gewoon” mensen. Het verschil zit hem vast in het aanspreken van de fantasie. Een onderwerp dat tijdens deze namiddag ook een aantal keer zijdelings werd aangeraakt en me als rode draad doorheen de gesprekken is bijgebleven. Voor kunstenaars blijven fantasie en verwondering hoe dan ook belangrijk, inspiratie komt doorgaans niet zonder.
Tot slot mag ook gezegd dat de organisatoren zorgden voor een knap aanbod. Ze verdienen een dikke pluim. Het resultaat was gevarieerd en het programma zat goed in elkaar met verrassende overgangen, onverwachte linken en hier en daar een ondeugende knipoog.
Ruim 23.00 uur in plaats van de geplande 14.00 uur werd het, alvorens we na een afsluitende babbel onder vrienden in mijn voormalig stamcafé, weer huiswaarts keerden. Net als vandaag trouwens was de zondag voorbij voor ik er goed en wel erg in had ...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Lieve bezoeker,
Krabbel hier maar uw gedacht neer.
Ik kan altijd iets bijleren.
Alvast bedankt en nog een prettige dag gewenst.
- Dauw -